DE JAGER VAN DE ZUIDERMA 

Een jager ging, met weitas, hond en met patronen 
En speurend oog de wijde weiden rond.
Maar hoe hij keek, geen haas wou zich vertonen, 
Ze bleven allen lekker liggen op de grond. 
Totdat, tenslotte, één met rare, dolle sprongen 
Zich liet verleiden tot een overhaaste vlucht. 
De kogels zijn hem in het lijf gedrongen... 
De jager sprong, verrast, drie voeten in de lucht! 

Hij greep de haas en heeft hem meegenomen.
Maar even later, ach, wat zag zijn spiedend oog? 
Een wilde eend, die bij twee wilgebomen 
Met luid gesnater door het luchtruim vloog. 
De jager gooide vlug zijn haas neer bij zijn voeten, 
Hij legde aan, hij mikte en hij schoot! 
Helaas! De vogel deed hem blij de groeten 
Terwijl hij opgewekt naar verre verten vlood.
 
De jager bukte zich om weer zijn haas te pakken, 
Die hij had neergelegd vlak naast zijn jagersvoet. 
Maar ach, hij zag geen haas meer bij zijn hakken. 
Het beestje had zich snel weer heengespoed! 
En de moraal, die u wel graag wilt weten, 
Van dit verhaal, dat heus historisch is? 
Een albegeer, die haas én eend wil eten, 
Die grijpt, gelijk ook hier, tenslotte meestal mis! 


Uit: De Schoolkrant Roderwolde - november 1965.