STUIFZAND 

In een dorp, dat u kent, 
Werd soms danig gemord,
Hoewel, naar men zegt,
Dat het leven bekort. 
Waarom, werd er toch 
Met het leven gespeeld 
In het dorp waarvan hier 
Maar de naam wordt verheeld?
Ach, soms overdag, 
Maar meer 's avonds laat 
Brak men daar zijn nek 
Aan de kant van de straat.

En ging er een bus soms 
Voorbij naar de stad, 
Dan sputterde die 
De voorbijgangers nat. 
De modder die zat soms
De mensen in 't haar, 
En ze zuchtten: "Ach, hadden 
We maar een trottoir!"
Helaas zat in 't hoofddorp 
Een gemeentebestuur 
Met een grote begroting: 
De zaak bleek te duur! 

Dus baggerde men weer 
Door modder en plassen, 
En moest men zich dikwijls 
Des vrijdags al wassen!
Maar eindelijk kwam er 
De zaak toch in orde 
En was er geen mens meer, 
Die langer nog morde, 
Om modder en plassen 
En derg'lijke, want
Men bracht vele wagens 
Met prachtig mooi zand.
 
Maar als het nu waait
En de klok heeft geslagen 
En de mensen gaan eten 
Met hong'rige magen 
Dan wordt in het dorp, 
Da'k niet noem, weer gemord!
Wat is er dan nu weer,
Vraagt u, wat er schort? 
Wel, meisjes en jongens 
En mannen en vrouwen
Ze zitten tandknersend
Aan tafel te kauwen! 
Want het zand van 't trottoir 
Dat vinden ze nu 
In de soep en de snert 
En de pap en de sju. 

O, waar blijft ons trottoir?
Dat zand, mijne heren, 
Wij verteren 't zo zwaar! 


Uit: De Schoolkrant Roderwolde - mei 1960.