LIEVEREN 

Het is er stil en rustig en
Je kunt er heerlijk dromen
Midden op de grote hei 
Of onder oude bomen.
Je kunt er op een stille plek
Zo lekker languit liggen
Je hoort der meer'len zoet gefluit
En het geknor der biggen.
Want Liev'ren is geen grote stad
't Is maar een klein gehuchie
Achter de boerderijen hangt
Een eigenaardig luchie.

En ben ik door de zon verhit
Dan koop ik gauw een ijsje
Want in de ijscowagen zit
Een alleraardigst meisje.
Als ik mijn ijs heb opgelikt
Blijf ik nog graag wat praten
Maar de Lieversen achter 't gordijn
Houden ons in de gaten.
Want Liev'ren is geen grote stad
't Is maar een heel klein plekje
Het meisje van de ijscokar
Heeft een klein moedervlekje.

En als ik dorst krijg, dan weet ik
Een herbergierster wonen
Als ik 't verlofje binnenkom
Zit ze baby te verschonen.
Met 't puntje van haar schort veegt zij
Het vuil vlug uit de glazen
Om dan de laatste resten stof
Er zorgvuldig uit te blazen.
Want Liev'ren is geen grote stad
D'r is maar een klein café'tje
Als je er zit vraagt de waardin
"Waar woon je en hoe heet je?"

Je ziet er varkens achter 't huis
En koeien in de weiden
Terwijl de boerenwagens door
De mulle zandweg rijden.
Je hebt er korenmijten staan
Verscholen achter wallen
De meisjes melken er het vee
In blauwe overallen.
Want Liev'ren is geen grote stad
't Is maar een heel klein streekje
De zoon des kruideniers zit in
Een loophek op het bleekje.

Een ander gaat naar Putten of
Trapt rond het IJsselmeer
Of strijkt met gans het huisgezin
Op Zeegse's heide neer.
Ik gun een ieder zijn plezier
In 't zand of aan de zee
Maar ik blijf fijn in Lieveren
Ik ga niet met hen mee.
Want Liev'ren is geen grote stad
't Is maar een heel klein plaatsje
Maar je kunt er beter rusten dan
Bij de Tarw'organisatie.

Er fladd'ren vlinders rond mijn hoofd
De boterbloemen bloeien
En onder bij de kleine beek
Daar grazen vette koeien.
Laat anderen maar naar Putten gaan
Of naar nog verd're streken
Ik blijf maar stil in Lieveren
En dat is goed bekeken!


"Tarw'organisatie": het werk bij de Rotterdamsche Bank voor de granenadministratie.

Volgens dagboek geschreven najaar 1940.